De dood van de moedergodin - Artikel (2011)

Anatolische neolitische 'Moeder Godin'

De dood van de moedergodin

Baharak Bashar | Jordanië 2009

Een van de redenen van het uiteenvallen van het Koninkrijk Kanaän van Koning Salomo was een interne discussie over het behoud van de populaire moedergodin Asherah. Na de dood van Solomo in 922 BC ontstonden het Koninkrijk van Israël (noordelijk Palestina-Israël) en het Koninkrijk van Judea (zuidoostelijk Palestina-Israël). Deze joodse koninkrijken hebben enkele decennia met elkaar op voet van oorlog geleefd. De reden van deze vijandelijkheden was eerder religieus. Je zou het ook zo kunnen stellen dat het een machtstrijd was tussen mannen en vrouwen. Een aantal dappere Hebreeuwse koninginnen waren van mening dat naast de cultus van de mannelijke god Jahweh er een plaats voor de cultus van de moedergodin bewaard moest blijven. Dat was niet naar de zin van de aanhangers van ‘God de vader’. Deze groep joden argumenteerde dat het onderhoud van twee tempels te duur was voor de belastingbetaler. Bovendien was Jahweh de belangrijkste god waardoor er geen nood meer was aan een tempel voor de moedergodin, Asherah. Toch heeft Koningin Maäcah voet bij stuk gehouden waardoor twee van de twaalf joodse stammen zich afscheurden van het Koninkrijk van Kanaän en het Koninkrijk van Judea oprichtten. Heel de discussie over het al dan niet behouden van een moedergodin cultus heeft later minstens het leven gekost van twee andere dappere Hebreeuwse koninginnen. Doordat Koningin Izebel en haar dochter allebei geen afstand wilden doen van hun standpunt over het behoud van de cultus van de moedergodin, werden ze beide koelbloedig vermoord. Samen met hen is de moedergodin gestorven en ‘God de vader’ nam het roer in handen. Het toppunt van religieuze intolerantie kwam tot stand onder koning Josia in het zuidelijke Koninkrijk van Juda. Alle andere culten werden vernield en verboden, behalve deze van ‘God de vader’, Jahweh. Zo veranderde Zij, die al het leven voortbracht naar Hij, die de wereld scheep.

*****